De Meebaal later Londen. Midden en laatst der 18e eeuw paardenposterij op Maastricht.
542. Noordelijke helft. 543. Administrat. Infie. | 44 |
(Nos 66 en 68) Men kwam van de Kruisstraat in de Postelstraat over de op blz. 166 reeds genoemde Abtsburg. Aan die brug was langs de Postelstraat, gedeeltelijk boven de Dieze, gebouwd het huis, genaamd De Meebaal of In Londen dat voor het overige stond op het erf, dat aan de Abdij van den H. Trudo der orde van den H. Benedictus te St. Truijen had toebehoord. Heer Arnd van Beringen, abt, Godefridus de Castro, keldermeester en Jan Galpout, kapelaan van die Abdij, convent of klooster, had van dit erf een stuk met de daarop staande gebouwen, hetwelk gelegen was tusschen het erf, dat de op blz. 166 genoemde Henrick van Uden en dat, hetwelk Jan Berewout Gerardszoon van gezegde Abdijheeren gekocht had, verkocht aan Jan van den Yevelair Wouterszoon; diens weduwe Aleid verkocht 29 October 1512 (Reg. n° 108 f. 211 vso) een gedeelte van dat stuk erf, hetwelk alsnu gezegd werd te zijn huis, erf, plaats en achterhuis, staande tusschen het huis van Nicolaus van Delft ex uno en dat van Lambert Millinck ex alio en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan de Dieze, aan Mathijs, den zoon van Michiel Henrickszoon. Van dezen zal dat huis met toebehooren gekomen zijn aan Jan Baliart, want hij verkocht het aan Lambert Millinck, zoon van
| 202 | ||||||||||||||||
Lambert. Van dezen erfde het diens zoon Lambert Millinck 1), die het 16 Februari 1528, als wanneer het gezegd werd te zijn: „huis, erf, plaats en achterhuis, staande en gelegen achter de Minderbroeders in de Postelstraat tusschen het huis van Nicolaus van Delft ex uno en dat van Martinus de Olieslager ex alio en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan de Ulenborchstraat, met zijne gebouwen, genaamd screynwerck" verkocht 2) aan Jan van Kessel, schout te Boxtel 3). Lambert Millinck, heer van Waalwijk, Eethen, Meeuwen, en Babiloniėnbroek 4), die de zoon was van Jan, heer van Waalwijk (den zoon van Lambert Adamszoon) en Adriana van Ranst, erfdochter van Eethen, Meeuwen en Babiloniėnbroek, vernaderde echter 28 April 1528 (Reg. n° 135 f. 343) het verkochte; hij stierf kinderloos en dit zal de reden geweest zijn waarom Lambert Millinck, de zoon van eerstgenoemden Lambert Millinck Lambertszoon, enkele jaren later weder eigenaar was van dit huis; althans 17 December 1532 verkocht hij het wederom (Reg. n° 143 f. 324), nu aan mr. Gijsbrecht Heym Jansz; het werd alstoen omschreven als: domus, area, ortus ac domus posterior, sitae in Buscoducis retro conventum Fratrum Minorum juxta pontem die Abtsbrugh inter hereditatem Nicolai de Delft versus Forum Piscium ex uno latere et inter hereditatem Martini Olyslegers ex alio latere, tendentes a communi platea ab ante et retro usque ad communem plateam, die Ulenborchstraet vocatam, aqua die Dyese subtus dictam domum poster iorem fluente. In het volgend jaar verklaarden (Reg. n° 144 f. 80) genoemde van Kessel en Gijsbrecht Pels, in hunne hoedanigheid van executeurs van den uitersten wil | 203 | ||||||||||||||||
van laatstgemelden verkooper (Lambert Millinck n.l.) en diens huisvrouw Luytgardis van den Velde Loenisdochter, dat mr. Gijsbrecht Heym hun fl 1651 als koopsom van dat huis betaald had. Deze was de zoon van Jan Heym, heer van Maurick, den hoogschout der stad en Meierij van den Bosch, en Elisabeth van Gheel Symonsdochter. Hij verkocht het hier bedoeld huis 13 September 1538 (Reg. n° 152 f. 345) aan mr. Jeronimus, van den Coute Claaszoon en Johannes, zoon van Heyman Janszoon. Blijkens Cuperinus blz. 113 kochten zij dit huis om er eene bank van leening in op te richten, daar deze schreef: In dit jaer 1538, mit consent des Hoofs, is ten Bosch comen woonen die lombaert en heeft een huys gecoft achter 't convent van den Minderbruederen, eertijts toebehoorende Lambert Millinc, daernae meester Ghysbert Heym. Zooals door R.A. van Zuylen werd medegedeeld in het Tijdschrift Noordbrabant (1853) p. 214 was door Keizer Karel V bij privilegiebrief van 1538 aan Francois de Bellis en genoemden Johannes Heymanszn toestemming verleend om in onderscheidene steden van Brabant, waaronder ook den Bosch, taeffelen van den wisselen der Lombarden voor den tijd van 12 jaren op te richten, waarna de Regeering der stad den Bosch hun bij besluit van 20 Mei 1538 voor gezegd tijdvak octrooi verleende om aldaar hunne beleenbank te houden tot proeffyte derselver stadt, tot vermeerderinghe hurer assijnssen ten gerieve hurer ingesetenen ende poirter en ende andere luden, binnen der voirs. stadt verkerende ende hun comanscappen doende. De bepaling, dat de Bank moest strekken tot vermeerdering der stedelijke accijn- | 204 | ||||||||||||||||
sen, was echter in strijd met het privilegie van Hertog Philips van Brabant van 18 December 1499, waarbij aan de houders der Banken van leeningen werd verleend vrijdom van accijnsen, contributiėn, wachten en inkwartieringen, doch naar alle waarschijnlijkheid hadden Francais de Bellis en meergenoemde Johannes Heymanszn, ten einde het vereisen te octrooi voor hunne bank van leening te krijgen, te voren hierover met de stad den Bosch getransigeerd; immers zij waren daarmede overeengekomen, dat zij wegens de stedelijke accijnsen aan haar jaarlijks 200 carolus guldens vooruit zouden betalen. Francois de Bellis betaalde die som niet, doch wel Johannes Heymanszn 5), waaruit kan worden afgeleid, dat eerstgenoemde alleen het hoofd was van eene maatschappij, die in verschillende plaatsen van Brabant banken van leeningen hield en dat Johannes Heymanszn het hoofd was van de bank van leening in den Bosch. Nadat Johannes Heymanszn die bank gedurende zes achtereenvolgende jaren gehouden had, liet hij ze in den steek en betaalde toen ook niet meer de aan de stad den Bosch toegezegde 200 carolus guldens. De Regeering dier stad deed daarom Jan Heijmans die lombart ter cause van den ophoude der taeffele van den lombart binnen deser stadt, ter zake van dat hij volgen die geloofte deser stadt gedaen sekere somme van penningen derselver stadt nog schuldig was bleven, gevangen nemen en op de Gevangenpoort zetten. Lang bleef hij toen daar gevangen omdat hij niet in staat was de stad te voldoen tot dat eindelijk, door tusschenkomst zijner vrienden, tusschen hem en de stad eene overeenkomst werd getroffen en hij zijne vrijheid terugkreeg.
Drie jaren lang stond intusschen de Bank van leening ledig. In 1547 of 48 kreeg, zooals wij hiervoren op blz. 115 reeds zagen, Andries Ymony van de Regeering der stad den Bosch octrooi om er eene Bank van leening op te richten, mits jaarlijks aan haar voor de accijnsen fl 40 betalende; waar hij zijne Bank hield blijkt niet, waarschijnlijk hield hij ze, zooals ik hiervoren t.a.p. reeds veronderstelde, in het Bokhovenstraatje.
De slechte zaken, welke Johannes Heymanszn met zijne Bank van leening in de Postelstraat gemaakt had, zullen ook wel ten gevolge hebben gehad, dat Gijsbrecht Heym Janszn het hier bedoeld huis moest terugkoopen; in elk geval was hij daarvan in 1558 weder eigenaar, want hij verkocht het 9 Mei van dat jaar (Reg. n° 199 f. 336), als wanneer het omschreven werd als: domus, area, ortus et domus posterior, sitae in
| 205 | ||||||||||||||||
Buscoducis retro convenium fratrum minorum juxta pontem, dictum Absbrug, inter hereditatem quondam Henriet Bloeyman ex uno et inter hereditatem Hermanni, ftlii quondam Willelmi Lucasz, ex alio, aan Jeronimus Wijnants, zoon van Paulus Wijnants van Resant 6) en Elisabeth Cuypers. Deze kooper was raad van den Bosch en kapitein van de Colveniers aldaar; hij stierf op St. Nicolaasdag 1601, van zijne vrouw Cornelia Bloeymans, dochter van Henrick en Catharina, dochter van Marcus Gerits Celenzoon. nalatende deze kinderen:
De kinderen genoemd onder c, d en f; Jeronimus, Cornelia en Elisabeth Wynants, kinderen van het kind genoemd sub a; de voogden over deszelfs overige kinderen; Loenis en Josina Wynants genoemd sub g en de momboiren over de overige sub g genoemde kinderen verkochten 22 Mei 1607 (Reg. n° 304 f. 104) dit huis aan Johan van Horenbeeck, zoon van Aert Corneliszoon; deze had van zijne eerste vrouw Catharina, dochter van Henrick Herincx, eene dochter Maria, die huwde met Guilliam van Doyenbraecken, raad van den Bosch en
| 206 | ||||||||||||||||
van zijne tweede vrouw Lucia Pottey, dochter van Eeynder Ygromszn Pottey, eene dochter Catharina, die in 1623 nog minderjarig was; eerstgenoemde dochter alsmede de momboiren over de laatstgenoemde verkochten 16 Maart van dat jaar (Reg. n° 335 f. 207 verso) dit huis aan Henrick Aertszn van Zutphen, koopman te den Bosch; het werd toen gezegd te zijn: huys, erffue met een poirt aen de straet, hoff, achterhuys metter brouwerye daerinne staende, brougetouwe, toebehoorende met noch twee woenplaetsen achterwaerts opten Ulenborch uitgaende", staande achter het Convent van de Minderbroeders nabij de Postelstraat tusschen het huis van Adriaan Jans Wijnen van Dinther, bierbrouwer, genoemd in den Nobel ex uno en het huis van Barbara weduwe van mr. Pauwels Wynants, raad van den Bosch, ex alio, zich achterwaarts uitstrekkende tot op den Ulenborch. Zijn zoon Henrick van Zutphen, koopman te Amsterdam, verkocht 9 Augustus 1638 (Reg. n° 421 f. 145) weder dit huis, dat nu gezegd wordt eene brouwerij te zijn geweest, aan Pieter Lus, ontvanger van de convooien en licenten te den Bosch; deze geraakte in déconfiture; van daar dat de curator over zijnen boedel 2 Januari 1685 dit huis verkocht aan mr. Victor van Beughem, toen nog advocaat te den Bosch, zoon van Jaspar en Johanna van Wamel (dochter van Victor en Anna Coolen); in de daarvan opgemaakte akte werd het omschreven als het huis genaamd de Meebael met erf, tuin achterhuizen, waarvan een eertijds eene brouwerij was, eene woning op de brug boven de Dieze, zijnde de woning naast de boog boven die rivier voorheen ingestort doch nu weder opgebouwd, en een pakhuis, drie verdiepingen hoog, welk laatste gebouw 4 Juni 1661 door genoemde Lus was aangekocht van de belendende eigenares Anna, dochter van Lambert Janszn van Boxmeer en weduwe van Dirck de Best. Mr. Victor van Beughem voornoemd verkocht 8 December 1691 (Reg. n° 506 f. 459 vso) dit huis aan Antony de Hee, koopman te den Bosch, die van zijne vrouw Allegonda van Wamel, dochter van Mr. Johan, apotheker te den Bosch en
| 207 | ||||||||||||||||
Margriet de Helt genaamd Colen 7), ook nog een zoon Francois de Hee had, welke dit huis 10 Maart 1732, als wanneer het genaamd was In Londen, verkocht aan mr. Daniel de Lobell, oud-schepen en raad van den Bosch, zoon van Daniel, predikant te den Haag, (den zoon van Nicolaas, raad van den Bosch en Johanna Bultjou) en Philippina van Blanckevoort 8). Laatstgenoemde kooper brak het volgend jaar den houten voorgevel af, dien dit huis tot dusverre had gehad en zette er eenen steenen voor in de plaats, waarvoor de Regeering der stad den Bosch hem vereerde met eenen dubbelen gouden stadhuispenning, die thans bewaard wordt in de verzameling van munten en penningen van het Provinciaal Genootschap van K. en W. in Noordbrabant. Zijne vrouw was Dina Vis, die hem deze kinderen schonk:
De sub a en b genoemde kinderen verkochten 1 Juli 1767 hunne aandeelen in dit huis, dat alstoen omschreven werd als: huis met tuin, open plaats, tuinkamer, achterhuis, stalen koetshuis aan dat genoemd sub c. Van dit kind erfden het weder die genoemd sub a en b, van wie daarop de eerstgenoemde hare helft in het huis den 30 Mei 1775 verkocht aan Gerrit Godin voornoemd. De executeur van het testament van dezen laatste, zijnde Jan Carel Godin, raad in de Vroedschap te Utrecht, verkocht dit huis 2 Juni 1781 aan Johan
| 208 | ||||||||||||||||
Balthazar Wydenkeller 9), wonende te Vught, die het 9 Januari 1782 weder verkocht aan Melchior van Goens, oud-schepen en raad van den Bosch. Diens weduwe Johanna Elisabeth du Buisson verkocht het 24 Juli 1792 aan mr. Jacob Maarten Deutz, schepen en raad van den Bosch, die het 24 Dec. 1807 weder verkocht aan Johan Florens Mollerus, koopman te den Bosch 10). Later behoorde dit huis aan Johannes Franciscus Moleschott, medicinae doctor te den Bosch, aldaar overleden 4 November 1857; uit zijn huwelijk met Elisabeth Antonia van der Monde, overleden te Kleef 31 Maart 1875, werd hem 9 Augustus 1822 in dit huis geboren Jacob Moleschott, achtereenvolgens privaat-docent te Heidelberg, hoogleeraar te Zurich (1856); idem te Turyn (1861) en senator van het Koningrijk Italiė (1876), overleden te Rome 20 Mei 1893. Door den lateren eigenaar van dit huis, Victor van de Mortel, in leven notaris te den Bosch, is dit huis in tweeėn geplitst, wat het nu nog is. | 209 |
Noten | |
1. | Hij had van Katharina, dochter van Pau wel Baten, deze bastaarden: Lambert, Leonius en Anna Millinck. |
2. | Reg. no 135 f. 319. |
3. | Diens wapen was hetzelfde als dat der familie Pelgrom de Bye, wat hiervan kwam, dat hij een de Bye was. Zijn grootvader Gerrit de Bye had den naam van Kessel aangenomen naar de heerlijkheid van dien naam; de vrouw van Jan van Kessel was Elisabeth, dochter van Gijselbert van den Polle. |
4. | Zijne vrouw was Beatrix van Assendelft. |
5. | R.A. Zuylen de Stadsrekeningen I blz. 540. |
6. | Men zie over zijne familie W. Wynaendts van Resandt Geschiedenis en genealogie van het geslacht Wijnants. |
7. | De kinderen van Antony de Hee en Allegonda van Wamel waren: Francois, Johan, Antony, Margaretha, huisvrouw van Godefridus Loyens en Theodora Maria huisvrouw van mr. Paulus Suyskens. |
8. | Hun ander kind was Johanna Maria de Lobell, die huwde met Abraham Hubert, schepen van den Bosch. |
9. | Op het oude Protest, kerkhof te Vught ligt begraven Pieter Antony van Wydenkeller, cadet onder de Hollandsche Hussaren, geb. 17 December 1771 en gest. 8 Maart 1790; deze zal zijn zoon geweest zijn. |
10. | Hij was geboren in het land van Marck en werd in 1742 poorter van den Bosch. |
1908 | Bureau Hoofdadministratie 2e Regiment Infanterie - A.M.H.C. Vosmaer (kapitein kwartiermeester) |
1910 | Bureau hoofdadministratie 2e Regt. Infant. - A.M.H.C. Vosmaer (kapitein kwartiermeester) |
1928 | L.J.J. Lobach |
1943 | J.J.A.M. Cornelisse (leeraar M.O. lich. oef.) |
1865 | I. Nuijts (directeur van 's rijks belastingen in Noordbrabant) |
1875 | F.L.H. van Rijckevorsel (partikulier) |
1881 | F.L.H. van Rijckevorsel (particulier) |
1908 | J.A. Scheuer (agent in tabak aan bladen) |
1910 | J.A. Scheuer (agent in tabak aan bladen) |
1928 | M.L. Balink-Nollen - wed. Th.W. Nollen |
1943 | J.E.C.H. Kip (musicienne) |
2004 | Gallery Pierre |
Hans Boselie en Peter-Jan van der Heijden, Bossche monumenten in beeld (1975) 81